woensdag 14 januari 2015

Niet mijn Islam?


Er bestaan voor moslims die extremistisch geweld van geloofsgenoten afkeuren, verschillende manieren om zich ervan te distantiëren, maar er heerst grote verdeeldheid onder gematigde moslims over welke manier te verkiezen is. De nieuwste variant onder de distantiërende uitingen luidt ‘Dit is niet mijn islam’, waar een niet-gelovige cynisch op zou kunnen antwoorden, ‘de mijne ook niet’. ‘Mijn islam’ impliceert een vrije interpretatie van geloofswaarheden en religieuze  voorschriften, maar die wordt beperkt door de concrete inhoud van de teksten in de Koran en hadith. 

Ergens moet er toch een connectie bestaan tussen het militant verdedigen van het geloof door extremisten en de geloofsinhoud, want anders zouden religieus gefundeerde aanslagen een zeldzaamheid zijn en niet iedere dag opnieuw het nieuws halen vanuit verschillende delen van de wereld. ‘Mijn islam’ is helaas niet los verkrijgbaar, want gematigde en extremistische moslims baseren zich op hetzelfde boek en dezelfde traditie. Het is vanuit een objectieve lezing van Koranteksten voor een buitenstaander niet duidelijk waarom de gematigde moslims het boek beter zouden begrijpen en de islam beter zouden praktiseren dan radicale gelovigen.

Het afstand doen van het gedrag van mensen die uit naam van de islam bloed vergieten en terreur verspreiden, lijkt een goede manier om de beschaafde en humane islam veilig te stellen tegenover een stel fanatici die de ware boodschap van geloof en vrede willen verdraaien, maar de geschiedenis van de islam laat zien dat het toepassen van geweld om het geloof ingang te doen vinden regelmatig voorkwam. Ik heb alle respect en waardering voor moslims in het westen die vanuit zichzelf  afstand nemen van de gruweldaden van extremisten, maar dat lost het probleem niet op van de legitimatie van geweld vanuit het heilige boek zelf, die als het niet van een humanistisch, filosofisch en wetenschappelijk kader wordt voorzien, nog even middeleeuws gelezen kan worden als voorheen. Islam en geweld zijn geen synoniem van elkaar, want ook in de bloeiperioden van verschillende islamitische wereldrijken heeft er vrede geheerst en een betrekkelijke tolerantie en verdraagzaamheid, die uitwisseling van ideeën tussen filosofen, wetenschappers en kunstenaars mogelijk maakte, maar de periodes van islamitische overheersing met plundering en verwoesting zijn uit de geschiedenis van dit geloof ook niet weg te denken. En het heeft vanaf haar ontstaansgeschiedenis in de Arabische woestijn tot en met haar expansie tot diep in India, de militaire component van de islam als een integraal deel gezien van het geloof.

Per definitie problematisch

Sommige critici van de islam zeggen dat er niet zoiets bestaat als een ‘gematigde islam’, hooguit van een fanatieke kern die zichzelf ondubbelzinnig duidelijk maakt aangaande hun religieus-politieke plannen met het westen en een zwijgende meerderheid, waarvan we niet kunnen inschatten of het stiekeme sympathisanten betreft of geloofsgenoten die het geweld afkeuren, maar ook bang zijn voor beschuldiging van afvalligheid of lafheid door hun puriteinse broeders. Ik zou zelf nog een stap verder willen gaan door de vraag te stellen of een openbaringsreligie (jodendom, christendom, islam) überhaupt gematigd kan zijn, want het geloof in een persoonlijke god is per definitie problematisch in de context van een kennismaatschappij, waar zelfkennis en eigen verantwoordelijkheid hoogtij vieren en niet het ontzag voor religieuze tradities die de individuele vrijheid aan banden kunnen leggen.

Geloofswaarheden in collectief verband beleefd, zijn vanuit zichzelf ingewikkeld in een cultuur waar het wettelijk gezag toeziet op een niet-religieuze ordening van de maatschappij, zodat de hoogste waarheid van de gelovigen per definitie in maatschappelijke zin een ondergeschikte betekenis heeft en de aanhangers ervan zichzelf alleen kunnen verheugen in een verondersteld exclusieve connectie met de  goddelijke werkelijkheid en een betere ‘ontslagregeling’ dan de niet-gelovigen als hun taak hier op aarde erop zit. Buiten die persoonlijke geloofsbeleving om -die voor sommigen heel vervullend,  inspirerend en bloeiend kan zijn- wordt de hele rest van het maatschappelijk leven ook voor de gelovigen bepaald door niet-religieuze krachten, seculiere instituties en instellingen, politieke idealen en voornamelijk door technologie, wetenschap en vooruitgangsstreven. 

Het geloof heeft zijn plaats in de geseculariseerde maatschappij als een subcultuur, die in alles het maatschappelijk stelsel moet respecteren en waar mogelijk er een bijdrage aan moet leveren om relevantie te behouden en gezond ingebed te blijven in het geheel. Het is echter voor iedereen in deze maatschappij duidelijk, dat het geloof niets dicteert en ook dat de religie vaak ondersteuning nodig heeft uit niet-religieuze hoek, zoals therapeutische modellen en psychologische gesprekstechnieken in het pastoraat, of wetenschappelijk gevormde christelijke denkers en wetenschappers die hun geloof proberen te ondersteunen waar dit met theologisch argumenten alleen niet lijkt te volstaan. Popmuziek krijgt een christelijke invulling om te laten zien dat geloof niet achterhaald of ouderwets is, maar iedere keer is het de religie die achter de feiten aanloopt en zichzelf moet aanpassen aan een niet religieuze wereld. 

Verdedigen of onderwijzen?

Dit is het maatschappelijk kader waarin de relatief nieuwe religie islam bezig is zich een weg te vinden en dat gaat bepaald niet soepel, omdat moslims geen humanisering van hun geloof kennen zoals westerse religieuzen dat wel hebben meegemaakt, ongeveer vanaf de tijd van de Renaissance, waar voor het eerst de mens centraal kwam te staan en zijn persoonlijke ontwikkelingsmogelijkheden. Niet toevallig werd in die tijd ook het Griekse denken herontdekt en bloeide de Platoonse academie op het gedachtegoed van veel voor-christelijke denkers. De boetepredikingen van de monnik Savonarola konden de Florentijnen weer heel even schrik aanjagen met hel en doemenis, maar toen zijn tijdelijke heerschappij weer voorbij was ging de opmars van de nieuwe mens gewoon verder en uiteindelijk resulteerde dat in de verlichtingsidealen en de Franse revolutie, waar gelijktijdig een einde werd gemaakt aan de macht van de kerk en die van de adel. De latere ontwikkelingen van de wetenschap voltooiden de emancipatie van de westerse mens, door ook zijn psychisch welzijn ter hand te nemen en zonder religieuze geloofswaarheden, volgens wetenschappelijke beproefde methodes zijn zelfwaardering en geluksbeleving te versterken. Geloof werd een vrijwillige keuze en een persoonlijke overtuiging en was in het maatschappelijk systeem niet langer maatgevend voor de algemene inrichting.

Dit is een gegeven dat een bepaalde groep moslims niet kan en niet wil accepteren en waar de politieke elite graag een sluier overheen gooit, om geen problemen te krijgen met de meerderheid van de moslims in ons land die gewoon participeren in ons bestel zoals iedereen. Ze stellen wel dat ze hun vrijheid van meningsuiting willen verdedigen tegen terreur, maar ze gaan daarmee meteen in de verdediging en leggen niet uit dat we vanuit ons eigen gedachtegoed - humanistische, wetenschappelijke en filosofische waarden- juist graag terrein willen veroveren op de onwetendheid, het bijgeloof en de blinde onderwerping aan het gezag van personen of groeperingen die zichzelf boven de maatschappelijke orde verheven voelen op grond van een goddelijke waarheid die ze anderen willen opdringen. Worden we enkel bedreigd of moeten we juist gaan onderwijzen? Als vrijheid in het westen zo smal wordt gedefinieerd als het recht om te beledigen, dan komt de boodschap bij de meeste gelovigen niet aan en zal alleen dat deel van de moslims dat maatschappelijk meer ontwikkeld is in staat blijken de scheiding van kerk en staat te accepteren.

Dwangverpleging

Als voorbeeld van hoe achterhaald religies in hun huidige vorm zijn, gemeten naar het ontwikkelingsniveau van de moderne maatschappij, zou ik het verhaal willen noemen van de profeet Abraham in het oude testament die van God zijn zoon moet offeren. De geloofstraditie van de drie openbaringsreligies heeft dit verhaal altijd gepresenteerd als een voorbeeld van groot geloof en de afloop van het verhaal zou illustreren dat men nooit mag twijfelen aan Gods bevelen of bedoelingen. De zoon van Abraham overleeft het geplande offer, omdat op het moment dat de aartsvader met het mes in de hand over zijn zoon heen gebogen staat, hij door god wordt tegengehouden en duidelijk wordt dat het enkel om een test ging, om te zien of hij voldoende geloof had. Het lijkt een spannend verhaal dat uitdrukt dat we bij god in goede handen zijn, ook al worden er soms vreemde dingen van ons gevraagd, maar zelfs als we het verhaal symbolisch  lezen (wat moderne gelovigen naar ik aanneem zullen doen) zou het toch beter passen in een sprookjesboek, dan in een heilig schrift dat als basis dient voor een geloofsovertuiging.

Vertaald naar onze maatschappij gebeurt er in het verhaal iets heel griezeligs. Een man hoort een stem en krijgt de opdracht om met een mes zijn eigen zoon van het leven te beroven. Dat zou in onze tijd en cultuur leiden tot een snelle afvoer door de politie en naast gevangenisstraf, ook dwangverpleging opleveren om de geestesziekte te bestrijden. Ik ga er niet vanuit dat gelovige joden, christenen en moslims naar aanleiding van deze verhalen thuis rondlopen met messen om te zien welke familieleden ze kunnen offeren, maar hoe ver staat deze geloofsbeleving niet af van de hedendaagse psychologie en een directe analyse van bewuste en onbewuste psychische inhouden, zonder de moeilijke weg van een symbolische duiding, die op een krampachtige manier weer vertaald moet worden naar het zelfbewustzijn van de geïndividueerde mens. Wat voor voordeel heeft blind geloof voor het leven in onze huidige maatschappij en hoeveel gevaarlijke interpretaties zijn er niet denkbaar voor de geestelijk zwakkeren die dit soort dingen lezen? Religie is een omweg voor de geestelijke ontwikkeling van mensen in deze tijd en niet zelden een obstakel, vooral als de centrale boodschap van spirituele ontplooiing overschaduwd wordt door randverschijnselen van dogmatische aard.

Moslims en politici dissociëren

Ontwikkelde moslims die afstand willen nemen van extremisten, die er met hun gewelddadige handelingen continu voor zorgen dat anderen de islam associëren met agressie, onverdraagzaamheid en terreur, hebben allerhande dissociaties ontwikkeld, die hen geheel of gedeeltelijk losmaken van de pijnlijke manifestaties van het  geloofsfanatisme van anderen. Was het in het geval van de Syrië-gangers nog enigszins te begrijpen dat jonge moslims wilden strijden tegen de dictatuur van Assad, het onthoofden van mensen en het verdrijven en uitroeien van bevolkingsgroepen als de yezidi’s, maakte dat die sympathie niet lang vol te houden was en er toch gesproken moest worden van ‘terreur’. Sommigen vonden dat IS helemaal niets met de islam te maken had (maar dat het een zionistisch complot was), anderen dat het een verdraaiing van de islamitische boodschap was, of alleen een te letterlijke lezing van bepaalde teksten. Mijn stelling in deze zaken is altijd, dat de religie zelf geen uitsluitsel geeft over hoe spiritueel, orthodox, of fundamentalistisch een tekst gelezen moet worden. Dat wordt bepaald door de maatschappelijke context waarbinnen een religie betekenis krijgt en als de scheiding tussen kerk en staat niet gegarandeerd is, kunnen heilige teksten een eigen leven gaan leiden.

Het uitgangspunt voor religieuze verdraagzaamheid, is niet zoals soms gedacht wordt het vinden van een gemeenschappelijke basis voor het eigen geloof met dat van anderen, want dat zal bij de drie openbaringsreligies die zichzelf alle drie als afstammelingen zien van aartsvader Abraham nog weinig problemen geven, maar bij de op rede en reïncarnatie gebaseerde religies als het boeddhisme en de Vedanta wordt dat al een stuk moeilijker. Het is niet van de geloofsinhoud zelf afhankelijk dat een verbindende brug geslagen kan worden naar mensen met een andere geloofsovertuiging, want hoewel de spirituele kern in ieder geloof hetzelfde kan zijn, zijn de uitingsvormen voor de aanhangers ervan meestal even belangrijk, omdat die een identiteit geven en een speciaal pad van ontwikkeling dat voor hen een intrinsieke waarde heeft. De interreligieuze dialoog is niet gefundeerd op geloof, maar op de rede. Op de overtuiging dat een mens van goede wil altijd een punt van gemeenschappelijkheid kan vinden om met de ander tot verstaan te komen en dat is een redelijk vermogen dat zich onttrekt aan geloofszekerheden. Het objectieve standpunt dat een echte verbinding mogelijk maakt tussen verschillende geloofsovertuigingen, is gefundeerd in de aanname dat redelijkheid in gedachte en handeling belangrijker is dan wie er gelijk heeft, of wat de precieze omschrijving van de identiteit het opperwezen dient te zijn.

De verwarring over de islam komt misschien vooral door de misleidende vraag, wat de ‘echte’ islam is en wat niet. Wat wel gelegitimeerd wordt door het geloof, volgens een juiste lezing en wat niet. Een betere vraag zou misschien zijn, wat we van de islam mogen vragen in de betekenisgevende context van onze democratische rechtsstaat en wat vanuit een redelijke beschouwing als goed en nuttig te bestempelen is aan een religie en wat niet. De vraag moet niet zijn hoe de islam beschermd moet worden tegen de dreiging van secularisatie, maar hoe de geseculariseerde samenleving andere religies die hier al langer bestaan een plaats heeft toebedeeld, die daar binnen bepaalde grenzen een redelijke vrijheid en voldoening in vinden, zonder dat ze voor de maatschappij als geheel verantwoordelijk zijn.

Sven Snijer