donderdag 8 januari 2015

Waar blijft het echte islamdebat?

De opstelling van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb in het integratiedebat is tegelijkertijd heel dapper en heel Nederlands naïef.(1) Met zijn houding laat hij zien dat zijn persoonlijke integratie als Marokkaanse Nederlander goed geslaagd is, want hij zegt wat veel autochtone Nederlanders denken:’Als het je hier niet bevalt, dan rot je toch op?’ Maar zo simpel is het helaas niet en het past ook niet in de lijn die we als land eeuwenlang hebben uitgezet ten opzichte van andere volken en hun geloofsovertuigingen. Het uitgangspunt is altijd dat er voor iedereen een plek moet zijn binnen onze samenleving, hoe vreemd het geloof of de levensgewoonten soms ook zijn. Als voor de oorlog de joodse Nederlanders aan hun Nederlandse buurman vroegen of hij even de lichtschakelaar in hun huis wilde omzetten, omdat ze dat zelf volgens de regels van hun geloof niet mochten doen op de sabbat, dan werd daar gewoon gehoor aan gegeven. 'Ieder zijn geloof en wie zijn wij om daaraan te twijfelen', was lange tijd de moraal. Maar dat geldt natuurlijk alleen binnen het kader van de sociaal-culturele aspecten van een geloof, die niet direct in verband staan met de politieke grondslag van een land. Zodra geloofswaarheden een te zware stempel gaan drukken op het maatschappelijk leven dat de gelovigen delen met de geseculariseerden, dan blijkt dat de tolerantie toch aan grenzen gebonden en is het geloof van de ander niet langer een persoonlijke smaak, of overtuiging waar we niet over mogen oordelen.

Ideologisch gat

Met de integratie van de islam in het westen wordt één punt steeds over het hoofd gezien in alle discussies die erover worden gevoerd. Het is wat ik het ‘ideologische gat’ in het integratiedebat zou willen noemen. De moedwillige blindheid van de geseculariseerde samenleving voor de maatschappelijke consequenties van het toelaten van een religie uit een ander deel van de wereld, met een heel andere geschiedenis dan de onze en een heel andere staat van ontwikkeling en emancipatie van de burgers in die landen. Op politiek niveau blijft men de ogen maar sluiten voor het feit dat er in vrijwel geen enkel islamitisch land ter wereld een scheiding bestaat tussen kerk en staat (behalve in Turkije, maar ook die staat nu onder druk door het conservatieve bewind van Erdogan) en dat religieuze en wereldlijke macht in de islamitische wereld altijd hand in hand zijn gegaan. De heersers in de Islamitische landen waren automatisch de ‘beschermers van het geloof’ en juridische zaken vielen onder een religieus rechtssysteem. Deze vermenging van wereldlijke macht en religieuze autoriteit stamt uit de begintijd van de islam, omdat de profeet Mohammed vanaf zijn vertrek van Mekka naar Medina, tegelijk een geestelijk, politiek en militair leider was. In alle eeuwen die erop volgden is deze vermenging van politiek en religie van kracht gebleven en de scheiding van kerk en staat in het westen staat dan ook haaks op de islamitsche leef –en denkwijze.

De dubbele boodschap die door westerse overheden wordt afgegeven aan islamitische immigranten, is dat ze hier in het vrije westen hun geloof helemaal zonder restricties mogen beleven, omdat de seculiere overheid geen waardeoordeel geeft over de inhoud van de hier praktiseerde religies, maar dat is maar schijn. De overheid geeft geen waardeoordeel over de inhoud van de ‘gedomesticeerde religies’, die historisch gezien hun nederlaag ten opzichte van het wetenschappelijk wereldbeeld en de wereldlijke macht al lang hebben aanvaard: het christendom en het jodendom, die hun geloofswaarheden de één na de ander hebben zien vallen onder het geweld van de rede, de verlichtingsidealen van de Franse revolutie en verschillende vormen van emancipatie op atheïstische grondslag, zoals humanisme, socialisme, communisme, existentialisme, enz. Religie in het westen kent zijn plaats binnen het geheel van de samenleving. Ze mag enkel bestaan op voorwaarde dat ze de structuur en de waarden van de geseculariseerde samenleving accepteert en op geen enkel moment het religieuze of spirituele gezag vanuit de schrift of vanuit persoonlijke beleving durft te stellen boven de politieke werkelijkheid en de wetten die haar grondvesten. Met andere woorden, er bestaat in het westen geen ‘scheiding’ tussen kerk en staat, zoals het eufemistisch wordt uitgedrukt, maar een onderwerping van de kerk aan de staat.

Steun en troost

Het feit dat de meeste jongeren zich er tot tien, twintig jaar geleden voor schaamden om toe te geven dat ze lid waren van de EO-jongeren, zegt wat dat betreft genoeg. Religie is al een tijdje bezig met een come-back, maar nog niet zo lang geleden werd het vooral beschouwd als dom, achterhaald en naïef, omdat veel geloofswaarheden van het christendom de wetenschappelijke toetssteen of die van de humanistische rede volstrekt niet konden doorstaan. Maar dat vond niemand erg, zolang die mensen ‘steun en troost vonden bij hun geloof’, want als het niet verder ging dan hun eigen huiskamer en besloten kerkgemeenschap, dan had toch niemand daar last van? Het argument ging zelfs op onder atheïsten, dat geloof aangemoedigd moest worden (bij anderen) omdat het maatschappelijk zo stabiliserend werkte! (2) Religieuze mensen zijn wanneer ze conservatief zijn (en dat moet je zijn in een geestelijk losgeslagen samenleving) namelijk erg gezagsgetrouw en aanvaarden vanuit de lange geschiedenis van hun geloof onbewust nog steeds het wereldlijk gezag als een door god ingestelde maatschappelijk orde. Zo hebben ze vaak ook veel op met het koningshuis, omdat de koningen in het verleden werden gezalfd door de priesters om de goddelijke status van hun gezag duidelijk te maken. Zolang religies gedomesticeerd zijn kun je je eigenlijk geen betere burgers voorstellen dan religieuze mensen, omdat ze op geen enkele manier de bestaande orde zullen tegenspreken, zelfs niet bij grote misstanden en onrecht, omdat ze in hun loyaliteit altijd eerst kijken naar de reactie van de geestelijke en politieke leiders en nooit zomaar vervallen tot een reactionaire of anarchistische houding. 

Anders is het met religies die niet gedomesticeerd zijn en die het wereldlijk gezag niet erkennen boven hun geloofswaarheid. Die het gezag van de overheid als het ware ‘gedogen’ tot het moment komt dat ze zich sterk genoeg voelen om de politieke orde naar hun hand te zetten, zoals bijvoorbeeld de islam in Engeland, waar ze in bepaalde voorsteden het voor elkaar hebben gekregen om Sharia-wetgeving te mogen hanteren bij het regelen van echtscheidingskwesties. Dat is een glijdende schaal, die niet alleen rechtsongelijkheid creëert voor islamitische vrouwen in het westen ten opzichte van autochtone vrouwen (waarom hoor je socialistische politici hier nooit over?) maar die ook een belangrijke grens overschrijdt in de kwestie van de scheiding tussen kerk en staat. Op dit punt staat de religie dus boven de staat, omdat islamitische vrouwen door deze dwaze regeling juridisch beoordeeld worden op hun moslim-zijn en niet op hun staatsburgerschap. Het is volkomen krankzinnig dat ze dit in het Verenigd Koninkrijk hebben toegelaten en het laat precies het probleem zien van het moedwillig blind zijn voor de inhoud van een religie en de spanning die het geeft met de geseculariseerde samenleving, wanneer de context van het geloof bestaat uit een niet wezenlijk onderschrijven van de scheiding tussen kerk en staat door gelovigen. Een niet bewuste erkenning van de noodzaak van de scheiding tussen kerk en staat, vanuit een zich veilig weten bij het wereldlijk gezag dat de rechtspositie van iedere afzonderlijke burger moet beschermen, tegenover welke groepering of ideologie dan ook.

Onze vrijheid is bevochten

De aanname van westerse politieke leiders is altijd dat iedereen die in de voordelen van de vrije, moderne en democratische samenleving kan delen, vanzelf ingebed raakt in de structuur van de samenleving en zijn geloof zal parkeren in het privédomein, zodat anderen daar geen last van hebben. Ze zeggen niet dat mensen hun geloof moeten afzweren en openlijk afstand moeten doen van bijgeloof, radicale teksten in het heilige boek, of van de ideologisch gevoede ongelijkheid tussen man en vrouw, want ze veronderstellen dat dit een proces is dat zich geleidelijk aan vanzelf zal voltrekken. Ze rekenen erop dat de veerkracht en het absorptievermogen van onze open samenleving sterk genoeg zijn om andersdenkenden een plaats te bieden in ons midden, van waaruit ze te zijner tijd uit zichzelf de conclusie zullen trekken dat de hier geldende normen en waarden te verkiezen zijn boven hun religie, omdat het moderne en ontwikkelde leven van een maatschappij waar mensen ‘in zichzelf geloven’ een zodanige aantrekkingskracht op hen zal uitoefenen, dat de geloofswaarheden vanzelf het onderspit zullen delven. Maar die vlieger gaat alleen op als zulke gelovigen in een zelfde mate deel hebben aan de welvaart als de autochtonen in onze samenleving en dat is met de immigratie van vooral veel ongeschoolde en lager opgeleide gastarbeiders vanaf de jaren zeventig niet erg waarschijnlijk. Bovendien is er een nieuwe islam op het toneel verschenen buiten de islamitische geloofsbeleving die vanuit de landen van herkomst is meegenomen; de internet-islam. Die is niet gebonden aan een bepaald land en culturele tradities, maar heeft een puriteinse in-zichzelf-gekeerdheid die niet kan  worden verzacht door culturele gewoonten en gebruiken. Dit is waar radicale jongeren mee in aanraking komen in het westen en met name op dat punt loopt de integratie gevaar. 

Want als de veronderstelling van westerse regeringen is dat de inhoud van een geloof nooit ter discussie mag staan, dan vergeten ze hoe de geseculariseerde samenleving met haar wetenschappelijke instituties -van wiens rapporten en onderzoeken alle belangrijke politieke beslissingen afhangen-  tot ontstaan is gekomen. Onze vrijheid, waar iedereen zo gemakkelijk over spreekt, is bevochten op de achterlijkheid en het fanatisme van blinde gelovigen en religieuze machthebbers, vaak in een een-tweetje met het wereldlijk gezag (dat tot laat in de Europese geschiedenis bleef huiveren voor de macht van Rome!).

Ik begrijp dat Aboutaleb met zijn uitspraken naar aanleiding van de bloedige aanslag op de Franse krant Charlie Hebdo probeert de realiteit waar de moslim-extremisten in leven, te relativeren door te spreken over ‘humoristen die een krantje maken.’ Alsof hij wil zeggen 'waar maken jullie je nu eigenlijk druk om? Sta erboven, het is maar satire. Kijk eens naar mij, ik ben moslim en ik raak er ook niet van over mijn theewater'. Maar fundamentalistische moslims zien dat heel anders. Juist voor mensen die bijzonder weinig humor hebben, voortkomend uit de bloedserieuze opvatting van hun geloof, is het in het geheel niet ‘onschuldig’ wat de cartoonisten van deze krant hebben gedaan. In hun beleving waren de journalisten minder blasfemisch geweest als ze alle moslims ter wereld hadden uitgemaakt voor terroristen of vrouwenonderdrukkers, of wanneer ze hadden beweerd dat het christendom veruit superieur is ten opzichte van de islam. Dat hadden ze makkelijk over hun kant kunnen laten gaan, maar het belachelijk gemaakt worden en het gemarginaliseerd worden als factor van betekenis in de samenleving, dat moet het meest ondraaglijke zijn voor mensen die in de stellige overtuiging verkeren dat ze het ware geloof hebben. Een geloof dat ook nog eens meer dan andere religies verweven is met de inrichting van de samenleving.

Mohammed als mythologische ‘superheld’

In een vorig artikel heb ik uitgelegd dat Mohammed voor moslims niet zomaar een historische persoon is, maar een mythologische superheld, die de oorspronkelijke waarheid in de gecorrumpeerde religies van het Jodendom en het christendom met de aan hem verkondigde openbaringen in het juiste perspectief heeft gezet (3). Kritiek op de profeet wordt niet geduld, want het is ‘de beste mens die ooit bestaan heeft’ en hij kan daarom niet aan gewone maatstaven onderworpen worden, zoals bij elke andere historische persoon. De verhalen die over Mohammed verteld worden zijn een ‘heilsgeschiedenis’ en geen historische duiding van hoe een religie ontstond. Het is blijvend actueel, altijd ‘nu’ en Mohammed blijft het ‘zegel der profeten’, hoeveel religies en spirituele stromingen er na zijn dood binnen -en buiten de islam ook zijn geweest. Maar dat probleem geldt natuurlijk voor elke orthodoxie, niet met je tijd mee kunnen gaan en alles letterlijk nemen tot in lengte van dagen, ook als de relevantie van overtuigingen, regels en voorschriften al lang is verdwenen. Wie scherp oplet in de maatschappelijke discussie over de islam in het westen, zal het opvallen dat moslims veel kritiek inmiddels kunnen verdragen, maar niet rechtstreekse kritiek op de stichter van hun geloof, omdat hij niet slechts een verkondiger was van geloofswaarheden, maar met zijn persoonlijk leven ook het bewijs van de validiteit ervan. En daar rijst na veertien eeuwen een behoorlijk probleem, omdat het leven van een persoon zo ver terug in de geschiedenis, met de huidige kennis van psychologie, filosofie, antropologie, (medische) wetenschap en de geëmancipeerde staat van de moderne mens, geheel anders beoordeeld zal worden dan in de tijd dat de profeet leefde. Toen was alles wat de profeet deed geweldig diepzinnig en een bewijs van het ware geloof, maar naar onze huidige ethische maatstaven komen we op bepaalde punten van zijn biografie tot andere conclusies.

De islam als heilsgeschiedenis

In de jaren negentig, toen ik geïnteresseerd raakte in de mystieke stromingen in de islam die onder de noemer vallen van het soefisme, kocht ik bij wijze van bronnenonderzoek ook een exemplaar van de Koran en van de Hadith. Nu gaan niet alle soefi-wijsheden terug op de oorsprong van het geloof en het leven van de stichter van het geloof, want veel soefi-leerstellingen en praktijken zijn overgenomen uit de Perzische, Egyptische en Indiase cultuur, maar een belangrijk deel van de soefi’s beschouwde zichzelf toch altijd in de eerste plaats als moslim, waaraan ze met het soefisme de meest spirituele uiting dachten te geven. Nietsvermoedend bladerde ik door de Hadith en las over anekdotes uit het leven van de profeet, in de veronderstelling vooral veel religieuze en spirituele verhalen aan te treffen, maar ik vond ook een aantal andere passages, waar ik mijn wenkbrauwen bij fronste. Zo gaf de profeet op zeker moment, toen hij de zoveelste kritiek op zijn boodschap behoorlijk zat begon te worden, aan een paar van zijn metgezellen de opdracht om een bejaarde dichter die spotdichten schreef op zijn nieuwe leer, in zijn eigen huis te vermoorden. En zo is het ook geschied. Ik begreep later pas dat dergelijke anekdoten door moslims heel anders worden gelezen dan door de westerse mens. Voor moslims zijn ze deel van een heilsgeschiedenis en was het elimineren van tegenstanders (ook het plunderen van karavanen) gewoon een onderdeel van het noodzakelijke proces van het in de wereld brengen van het ware geloof, dat natuurlijk op tegenstand zou stuiten bij de ongelovigen. Ook als je de mystieke  geschriften leest van de grote soefimeesters uit latere eeuwen, zie je dat ze proberen aan bepaalde historische zaken een spirituele mouw te passen, om zowel de traditie ongemoeid te laten, alsook om hun eigen morele maatstaven er overheen te leggen.

Zo schrijft Roemi dat het doden van een tegenstander, zoals bij de verspreiding van de islam in de begintijd veelvuldig gebeurde bij talloze veroveringstochten, alleen slecht is als je hart gevuld is met haat, maar als je vol bent van het geloof kan het minder, of geen kwaad. De ‘heilige oorlog’ tegen de ongelovigen werd getransformeerd tot een heilige oorlog tegen het ego, tegen de lagere instinctieve driften van de mens, die tot doel heeft het hart te laten ontwaken en de goddelijk liefde deelachtig te worden in een spirituele vervoering. En zo werden er meer zaken omgebogen van hun letterlijke betekenis naar een meer humanistische of spirituele interpretatie, die echter de historische feiten liet voor wat ze waren, zonder ze te beoordelen. Op die manier hebben de spiritualiteit, de kunstzinnige, muzikale en literaire uitingen van het soefisme eeuwenlang verzachtend gewerkt op het geheel van de islamitische cultuur. De tolerantie van het soefisme bood een goed tegenwicht tegen de juridische orthodoxie met haar dogma’s en met het wegvallen van de filosofie in de islamitische wereld in de middeleeuwen, door de geschriften van de spirituele theoloog Al Ghazalli, die fel gekant was tegen het Aristotelisch denken en empirisch onderzoek, werd deze religie voor haar humanisme zelfs geheel van haar afhankelijk. Het probleem met de soefi-mystiek was echter wel dat zij de historische profeet geheel aan het zicht van de gelovigen hebben onttrokken door een personencultus rond hem te creëren, die zijn historische leven op spiritueel-archetypische wijze geheel oversteeg. Daar lopen we nog steeds tegenaan in de eenentwintigste eeuw, nu het soefisme bijna zo goed als verdwenen is en de orthodoxe islam zich op verschillende plekken in de wereld militant probeert te manifesteren, zoals met Al Qaeda, IS en soortgelijke  groeperingen die graag terug willen naar de Arabische samenleving van de zevende eeuw.

Religie is geen antropologisch uitje

Er gaan tegenwoordig steeds meer stemmen op om te komen tot een Nederlandse islam of een Europese islam, die goed geïntegreerd is in onze cultuur, die afstand kan doen van teveel buitenlandse invloeden die segregerend werken. Een islam van eigen bodem die de scheiding tussen kerk en staat van harte accepteert en zich net als andere religies voegt in het pluriforme beeld van de samenleving, waarbij het geloof privédomein is. Een moderne islam, waarin vrouwen kunnen kiezen voor wel of geen hoofddoekje, waar mannen een hand geven geen ‘besmetting’ veroorzaakt die zal leiden tot hoererij en pornografie, waar barbecueën met je buren (met halalvlees) net zo belangrijk wordt als een bezoek aan de moskee en waar je zonder gezeur gewoon meedoet met de sinterklaas en kerstviering. Zo’n heerlijk rustige, geïntegreerde en voor het grootste deel onzichtbare islam, dat is waar politici van dromen. Maar ik geef ze daartoe weinig kans van slagen, als ze zich twee dingen niet heel goed voor ogen houden. Ten eerste is het noodzakelijk dat de mythologische held die de islam heeft gesticht, met zijn voeten op de aarde wordt gezet en dat zijn daden worden ontmythologiseerd, zoals dat ook is gebeurd bij andere religies die aan de toetssteen van de rede zijn onderworpen in de eeuwen die achter ons liggen. 

Een religie is geen antropologisch uitje, zoals de meeste linkse politici ondertussen wel ontdekt zullen hebben, maar een psychologische, filosofische en politieke realiteit. Een religie heeft een innerlijke structuur die voor een groot deel op overtuigingen is gebaseerd (denkbeelden) die de heersende opvattingen van de omringende cultuur zoveel mogelijk proberen te weerstaan. Het is niet voor niets een geloofswaarheid! Het gaat over leven en dood en wordt verondersteld van God afkomstig te zijn en geen mensenwerk. De profeet van de islam bespreken als elke ander historische persoon, is één van de voornaamste voorwaarden om het ‘ideologische gat’ in het integratiedebat te dichten en de enige manier om in de toekomst cartoons te kunnen plaatsen over de islam en Mohammed zonder dat er hoofden zullen worden afgehakt van journalisten en andere critici. De zelfrelativering van een religie hangt samen met de relativering van een geloofsgeschiedenis, die niet enkel ‘heil’ heeft gebracht in de wereld, maar samen met een heleboel spirituele waarheden, ook veel bloedvergieten en onderdrukking van talloze volkeren en geloven. Een volwassen religie maakt in deze tijd een weging tussen de diepzinnige aspecten van zijn eigen traditie en de onvolkomenheden ervan, die deels terug te voeren zijn op de menselijkheid en de feilbaarheid van de stichter van het geloof.

In de westerse cultuur is principieel niets of niemand boven kritiek verheven en het angstvallig uit de weg gaan van de meeste politici van het inhoudelijke debat over de islam, is een teken van zwakte en van het rekening houden met ‘gevoeligheden’ die ze er nooit van hebben weerhouden om Mozes of Jezus volledig de grond in te trappen, of daar vermakelijk om te lachen. Ik denk dat het beschouwen van de islam als een menselijke schepping, van een spiritueel geïnspireerde historische persoon, veel duidelijk zal maken over wat de waarde is van deze religie en waar de knelpunten liggen voor integratie in onze samenleving. Dat is het tweede punt dat ik duidelijk wil maken naast de ontmythologisering van een heilsgeschiedenis; de realiteit van de religieuze en spirituele behoefte van de mens die zich niet eenvoudig laat vervangen door een baan, een mooie auto, vrouwenemancipatie en rechtsbescherming. Er is een spirituele beleving in ieder geloof die intrinsiek is, de persoonlijke verbinding van de gelovige met zijn schepper (of hoogste realiteit) die niet ‘vanzelf overgaat’ als een ziekte, die niet langzaam doodbloedt als we de aanhangers ervan verpesten met welvaart en seksuele losbandigheid, maar die als toppunt van de waardenhiërarchie van Maslow, de bekroning is van de menselijke ontplooiing. Ik mis in het integratiedebat zowel de inhoudelijke kritiek op de islam (die Jodendom en christendom nooit werd bespaard), als de inhoudelijke waardering van het geloof, dat eeuwenlang miljoenen mensen een weg bood naar religieuze en spirituele ontwikkeling.

Sven Snijer


(1) http://nos.nl/artikel/2012214-aboutaleb-tegen-jihadisten-rot-toch-op.html


(2)Toppunt van gekte op dit punt is dat hedendaagse 'atheïstische dominee', of de voorganger die voor zijn kerkgangers verborgen houdt zijn geloof al lange tijd te betwijfelen.

Lees ook over dit onderwerp:Wilders heeft zijn nut verloren http://svensnijer-essays.blogspot.nl/2014/05/wilders-heeft-zijn-nut-verloren.html