vrijdag 29 april 2016

‘Heksenjacht’ achter de dijken

Een zeer lezenswaardig artikel van Alexander van Gouwen op Geband van Joop (1), met een vlijmscherpe analyse van de werkelijke bedoelingen van de christelijke moraalridder van de ChristenUnie, Gert-Jan Segers in zijn strijd tegen de prostitutie. Dit nieuwe fenomeen van prostitutiebestrijding, uit de koker van het oprukkend christelijk fundamentalisme zoals het geïmporteerd wordt vanuit de Verenigde Staten, heeft in zoveel opzichten gelijkenis met jeugdzorg en het familierecht dat het tegelijkertijd lachwekkend is en diep triest. 

Het 'redelijke vermoeden', of het 'ernstige vermoeden', de blauwe plekken (met gewelddadige of normaal verklaarbare oorzaak), de dubbele binding bij de interpretatie van zorgelijke signalen (2) en daarbij de netelige positie van de rechter om met zulke wisselende en vage criteria 'recht' te spreken. En dan gaat het bij prostitutie nog over het strafrecht, waar normaal gesproken overtuigender bewijs nodig is dan in het civiel recht, waar enkel het 'vermoeden van ontwikkelingsbedreiging' soms al voldoende is voor de kinderrechter om een maatregel op te leggen aan een gezin. Dit geeft de gezinsvoogd van jeugdzorg (Veilig Thuis) of de Raadsmedewerker (Kinderbescherming) een onevenredig grote macht in de rechtszaal. Niet alleen in juridische zin zijn de overeenkomsten treffend, maar ook maatschappelijk gezien is er een vergelijk te maken met de strijd die Segers voert tegen prostitutie. 

De 'mishandelingslobby'

Het zoeken naar mishandelde kinderen wordt ieder jaar verder opgevoerd met  campagnes in de media en via scholen, wijkteams en ziekenhuizen, maar ze vinden nooit meer mishandelde kinderen dan in het jaar daarvoor, hoeveel campagnes ze ook voeren. Sterker nog, er wordt nu door de Nijmeegse wethouder Bert Frings bij het ministerie van Volksgezondheid en Welzijn aangegeven dat het maar eens over moet zijn met al die campagnes tegen kindermishandeling (3), omdat ze de capaciteiten niet hebben als gemeente om alle meldingen af te handelen en daardoor niet meer aan de acute gevallen toekomen. Het systeem werkt dus volkomen contraproductief, maar de mishandelinghysterie die al enige jaren woedt in ons land zal er waarschijnlijk niet minder om worden, want ook achter deze maatschappelijke trend gaat een sterke lobby schuil vanuit één specifieke hoek die haast sektarische trekken heeft, de Augeo Foundation (4). Ook zij hebben net als de christenfundamentalisten een internationale ambitie en zijn erop gebrand de mishandelde kinderen overal te vinden waar ze die vermoeden, zelfs als ze niet mishandeld zijn. Zoals Segers de prostitutie heel slim verpakt in het concept van ‘mensenhandel’, zo spreken jeugdbeschermers meestal niet over mishandeling, maar over ‘zorgen’ en ‘het belang van het kind’(want wie wil er nu niet voor de belangen van kinderen opkomen) waarbij de signalen die een vermoeden van kindermishandeling moeten ondersteunen even willekeurig zijn als die nu genoteerd worden door de zedenrechercheurs die ‘mensenhandel’ moeten vaststellen in de prostitutiebranche.

Vermoeden of bewijs

Ook de omkering van de bewijslast (de klant van de prostituee moet kunnen aantonen dat ze niet minderjarig is, of slachtoffer van mensenhandel) lijkt verdacht veel op het jeugdzorgtraject dat van ouders eist te bewijzen dat ze hun kinderen niet mishandelen, als daar vanuit de zorgprofessionals een ‘vermoeden’ van bestaat (‘denk niet aan een groene appel’). In het jeugd- en familierecht kan de rechter bij twijfel echter rustig een gedwongen maatregel opleggen van ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing, omdat onweerlegbare bewijzen niet nodig zijn en het credo ‘voorkomen is beter dan genezen’ de leidraad lijkt te zijn geweest de afgelopen vijftien jaar. In het strafrecht zal dat niet zo gemakkelijk gaan, want je kunt geen mensen opsluiten op basis van vermoedens alleen (tenzij de politie aan ernstige tunnelvisie lijdt) dus zullen zoals Van Gouwen betoogt in de meeste gevallen de overtreders (de klanten van prostituees die mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel) worden vrijgesproken en zal dan de reactie van Segers vermoedelijk zijn dat hij zwaardere straffen zal eisen, om uiteindelijk zelfs de beslissingsruimte van rechters te beïnvloeden door aanpassing van de wet.

Cijfermatige realiteit

En zo zal de heksenjacht compleet zijn, want dat is wat dit soort campagnes zijn. Ze staan in geen enkele verhouding tot het fenomeen van mishandeling of mensenhandel zelf, omdat ze uitgetild zijn boven de realiteit op grond van cijfers. Volgens prevalentie-onderzoeken naar kindermishandeling zouden er in iedere klas ‘twee tot drie mishandelde kinderen’ voorkomen, maar ze worden nooit gevonden. De realiteit van alledag is niet anders dan die van tien of twintig jaar terug, maar de hysterie van de preventie gaat steeds verder. De Meldcode voor kindermishandeling die werd ingevoerd voor ziekenhuizen met veel bombarie en grote succesverhalen vanuit de ontwikkelingsfase, leverde in de praktijk een landelijk beeld op van maar liefst 97% van meldingen bij vermoeden van kindermishandeling waar uiteindelijk ‘niets aan de hand’ was (5). Maar zeg dat niet tegen de wereldverbeteraars, want hun perceptie is veel belangrijker dan de haalbaarheid of zelfs de wenselijkheid van hun idealistische strevingen.  

Sven Snijer



(2)‘…dat zedenrechercheurs opeens alles interpreteerden als een signaal van mensenhandel: veel vrienden in je telefoon, weinig vrienden in je telefoon, veel contant geld op zak, weinig contact geld op zak, het was allemaal opeens een ‘signaal’ van mensenhandel…’ Het is hetzelfde bij vermoeden van kindermishandeling: ‘het kind is erg stil, erg druk, speelt niet samen, kan niet alleen spelen, heeft te weinig speelgoed, heeft teveel speelgoed, kind is onbeschermd, ouders zijn over-beschermend, …etc.