woensdag 22 november 2017

Huisartsen en jeugdhulp


De huidige stand van zaken bij het doorverwijzen naar j-ggz hulp door huisartsen is dat het ‘Perspectiefplan’ dat huisartsen en/of mensen van het Ouder- en Kindteam met ouders moesten invullen van de baan is. Wel volgen er nog gesprekken tussen gemeenten en huisartsen/jeugdartsen om de samenwerking met de OKT’s te verbeteren. Een plan van de gemeente om zich in verregaande mate te bemoeien met zorgtrajecten lijkt voorlopig tegengehouden, maar we weten dat de hoge zorgkosten vroeger of later zullen leiden tot manipulaties door gemeenten op dit gebied en ouders dienen daarom alert te blijven op eventuele ontwikkelingen. De wijkteams die de spil vormen van de Transitie zijn geen publiekstrekkers gebleken en daarom moet er vanuit de gemeente alles aan gedaan worden om ouders en kinderen erheen te loodsen, zonder dat de indruk wordt gewekt van dwang of inperking van vrijheden.  

Wat was er aan de hand?

Naar de wens van het vorige kabinet moesten de gemeenten de jeugdhulp effectiever gaan organiseren en speerpunt daarbij was het bezuinigen op j-ggz. Omdat de rechtstreekse doorverwijzing door de huisarts naar specialistische hulp gegarandeerd wordt door de jeugdwet (1) probeerde de gemeente Amsterdam om tenminste invloed te krijgen op het proces van doorverwijzen (wat ook al niet zuiver is omdat rechtstreekse doorverwijzing geen enkele gemeentelijke bemoeienis inhoudt) in de hoop dat huisartsen bij complexe gezinsproblematiek niet enkel een ggz-verwijzing zouden uitschrijven, maar ouders eerst met hun kind naar het wijkteam sturen.

‘Verbazing en ongenoegen’

De brief van wethouder Simone Kukenheim over de ‘nieuwe werkwijze specialistische jeugdhulp’ (2) waarin wordt gesproken over het aangeven van ‘intensiteiten’ en het opstellen van een ‘perspectiefplan’ door huisartsen bij doorverwijzing naar verschillende vormen van hulpverlening  kwam over alsof het een voldongen feit betrof en schoot daarom de Huisartsenkring Amsterdam/Almere in het verkeerde keelgat.

“De gemeente Amsterdam wil u door middel van deze brief informeren over de nieuwe werkwijze specialistische jeugdhulp vanaf 1 januari 2018. Ook bevat de brief uitleg over wat er voor u als huisarts verandert. ”

Behalve dat het plan wrevel wekte door haar van bovenaf opgelegde karakter, had de Huisartsenkring ook de nodige inhoudelijke bezwaren. Het eerste bezwaar betrof de wens van de gemeente dat huisartsen bij iedere doorverwijzing een SPI aangeven; Segment, Profiel en Intensiteit. Daar bovenop zou in geval van complexe gezinsproblematiek nog eens een perspectief-plan moeten worden ingevuld dat de hele sociale kaart van het gezin omvat. Een enorm tijd en geld verslindende bureaucratische procedure die naar de mening van de huisartsen in strijd is met de rechtstreekse doorverwijzing.

Segmentering van de hulpvragen

De segmentering van jeugdhulp is verdeeld in drie categorieën; A, B en C. Segment A is lichte opvoedhulp of weerbaarheidstraining voor het kind, gegeven door het wijkteam. Segment B betreft psychiatrische problematiek waarbij de huisarts een inschatting moet maken van de ernst/zwaarte ervan en hoeveel behandelingen ongeveer nodig zullen zijn. Segment C is complexe gezinsproblematiek zoals schulden, werkloosheid, relatieproblemen bij ouders en natuurlijk ook kindermishandeling, maar dat staat er niet expliciet bij. Wel vermeldt een alinea in het eerste gedeelte van de brief: “En als ouders tijdelijk niet in staat zijn om zelfstandig, of met behulp van hun sociale netwerk of professionals, de veiligheid van hun kind te waarborgen komen de jeugdbescherming, Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming in beeld.” (3)

Diagnostiek door specialist

De bezwaren van de Huisartsenkring gingen voornamelijk over de bureaucratische werkwijze en de onmogelijkheid om van tevoren te kunnen voorspellen hoe lang een j-ggz traject zal duren. ‘Dat is inherent aan problematiek jeugd GGZ. Een goede diagnostiek wordt belemmerd als er te vroeg ingekaderd wordt.’ Daarnaast zou de nieuwe werkwijze niet-medische taken bij de huisartsen leggen, die niet zijn opgeleid om de zeer algemene doelen te bepalen die de gemeente wil behalen. Tenslotte gaven de huisartsen aan dat het opstellen van een perspectiefplan geen taak is voor de huisarts en dat het te belastend zou zijn voor een gezin om hierin te participeren, omdat het veel beter door een j-ggz specialist kan worden gedaan. Pas na de diagnostiek en het opstellen van het behandelplan zou het contact met het Ouder Kind Team weer in beeld komen.

Deze bezwaren werden door de wethouder niet licht opgevat en het perspectiefplan kwam te vervallen. Een grote geruststelling voor ouders, omdat op die manier wordt voorkomen dat ggz-problematiek kan worden getransformeerd tot een ‘sociaal probleem’ door het wijkteam (besparen!) dat vervolgens een Eigen Kracht Centrale bijeenroept voor gezinsondersteuning vanuit het eigen netwerk, waarbij jan en alleman zich met het gezin gaat bemoeien terwijl Keesje gewoon autisme heeft.(4) Om nog maar te zwijgen van de ‘drang & dwang’ die kan worden opgelegd als de sociale probleemduiding door ouders niet wordt geaccepteerd en zij tot hulpaanvaarding worden gedwongen onder dreiging van kinderbeschermingsmaatregelen.

Sara Stegen @Stegen23 Vrije verwijzing is een recht. Niemand hoort op de stoel van een arts te gaan zitten. Ik zie nu al dat wijkteams vertragend werken op de hulpvraag en dat als ouders niet meewerken dat wijkteams dreigen met vt melding of procedures vertragen.  

Wijkteams alleen voor lichte hulp

In de benadering van de huisartsen moet de manier van doorverwijzen precies omgekeerd verlopen ten opzichte van hoe de wethouder het beoogde. Niet bij complexe problematiek eerst naar het wijkteam doorverwijzen, zodat de beoordeling van de gezinssituatie en de ggz-problematiek gelijktijdig onder hun regie komen, maar enkel de lichte hulpvragen doorsturen naar het wijkteam (ook niet aan te bevelen, want ze maken daar van een mug een olifant) en de specialistische hulp meteen indiceren wanneer dat nodig is. Stella Zonneveld, huisarts en voorzitter Huisartsenkring Amsterdam Almere (HKA) schrijft op Medisch Contact over het perspectief-plan (5) bij complexe gezinsproblematiek:

“Hoewel het hier om slechts een deel van de kinderen gaat, vinden we ook hier niet dat de huisarts zelf een ingewikkeld perspectief-plan moet opstellen of moet laten opstellen door een ouder- en kindadviseur. We juichen een integrale aanpak toe, maar vinden dat de behandelaar bij de intake een integraal plan moet opstellen en dat er geen vertraging in het proces van behandeling moet optreden.”

Een misverstand?

Na het artikel ‘Staatsbemoeienis met zorgtrajecten’ kwam van verschillende kanten het bericht dat de rechtstreekse doorverwijzing gehandhaafd blijft en voorlopig is dat zo, maar we moeten ons hierdoor niet in de luren laten  leggen. ‘De vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. Al in 2013 waren ze bezig om toegang tot specialistische hulp aan allerlei voorwaarden te verbinden, zoals in Overijssel, waar enkel nog een indicatie werd afgegeven na een Eigen Kracht Conferentie.   

#vjc2013In Overijssel geeft Bureau #jeugdzorg enkel nog indicatie na @eigenkracht conferentie. Ziet men dit als het ideaal?”

(Prof. dr. Robert R.J.M. Vermeiren (1968) is hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychiatrie aan het LUMC, hoogleraar forensische jeugdpsychiatrie aan de VU en directeur Patiëntenzorg van Curium-LUMC.)

Ik heb de overschatting van de mogelijkheden van zo’n EKC en de misrekening en naïviteit van de overheid op dit gebied beschreven in het artikel ‘Jeugdzorg als gedecentraliseerde puinhoop’.(6) Dat de jeugdhulp veel goedkoper zou worden door de inzet van vrijwilligers, zodat jeugdzorgprofessionals en ggz-specialisten minder nodig zouden zijn was een mythe waar ze graag in wilden geloven. Als ze middels een integrale aanpak ouders ‘in hun kracht’ zouden zetten’ en hen de ‘eigen regie’ teruggeven zouden alle (financiële) problemen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Hoe dit soort van ‘besparing’ van tijd en geld er in de praktijk uitziet onthult Anabel in ‘Veenbranden, leven van problemen’:

“Jeugdzorg vindt haar bestaansrecht in kinderen waar problemen mee zijn. Of, vaker, ouders die niet in staat zijn hun kind goed te verzorgen en op te voeden, zodat er problemen met het kind ontstaan. En eenmaal in hun greep, worden kosten noch moeite gespaard om deze ouders te begeleiden. Vaak noodzakelijk en prima, maar ze gaan door als dat eigenlijk niet nodig is.

Ze bemoeien zich werkelijk met alles in zo’n gezin. Willen echt alles weten. Alles onder het motto van het belang van het kind.(…) Moeder heeft in het verleden psychische problemen gehad en dus wordt vergaderd, gepraat, vergaderd en nog veel meer gepraat. Een stuk of zeven instanties zitten dan aan tafel en die willen allemaal zich ergens mee bemoeien.(…) En alles is goed, dus worden er steeds meer mogelijke problemen bedacht. De enige waar ze helemaal geen aandacht aan schenken is het kind zelf! De vader wordt er woedend van maar weet niet hoe hij het moet stoppen.” (7)

‘De dreigende beleidsklucht’

Voor de Decentralisatie werd door jeugdzorgkenner René Clarijs al aangegeven dat de jeugdzorgsector er een handje van heeft om alles wat innovatief is en jeugdzorg deels overbodig zou kunnen maken te integreren in het bestaande hulpaanbod. ‘De sector kapselt de innovatie in en zij wordt kalt gestellt. De huidige, geïnstitutionaliseerde jeugdzorg heeft geen belang bij innovatie.’(8) Nu is de grap dat er in de jeugdzorg onder gemeentelijke regie niets is veranderd aan die werkwijze of mentaliteit. Het zijn nog steeds dezelfde organisaties met nieuwe namen die op deze manier te werk gaan. Sterker nog, de wijkteams die in de plaats moesten komen van het oude Bureau Jeugdzorg hebben de werkwijze van haar overgenomen en liggen in dezelfde spagaat bij de tegenstelling ‘zorg & veiligheid’ of het dilemma ‘sociaal probleem - ggz-probleem’. De wijkteams hebben in drie jaar tijd op geen enkele manier aangetoond een beter inschattingsvermogen te hebben dan de vroegere jeugdzorgmedewerkers, klantvriendelijker te zijn of daadkrachtiger wanneer het nodig is. De rechtspositie van ouders is nog even onduidelijk als voorheen (het ‘grijze gebied’) en daarom blunderen ze vrolijk verder.

Rechtspositie versterken geeft vertrouwen

Het gevolg is dat vroeg of laat de ggz-hulp toch weer de zwarte piet krijgt toegespeeld, omdat het met geen mogelijkheid voor te stellen is dat de zogenaamd ‘vrijwillige’ hulp effectiever zal worden en minder bedreigend voor ouders die ver weg willen blijven van jeugdzorg. De gemeenten zullen toch ergens het geld vandaan moeten halen dat met ineffectief en cliënt-onvriendelijk handelen verspild wordt. Bovengenoemde René Clarijs was overigens wél een voorstander van het blokkeren van de directe doorverwijzing naar j-ggz door de huisarts, omdat hij voorzag dat anders de hele transitie zou mislukken. Daar heeft hij natuurlijk gelijk in gekregen, maar zijn neo-marxistisch aandoende utopieën over hoe het dan anders moet, kan ik niet onderschrijven. Gelukkig hebben we hem alleen nodig voor de probleemanalyse, want de oplossingen zullen we op de eerste plaats moeten zoeken in het juridische domein: rechtspositie van ouders verstevigen en ze betere voorlichting geven over de mogelijke hulptrajecten los van de standaard-interventies onder jeugdzorg-‘drang’, omdat anders alle hoopvolle vernieuwingen in het sociale domein volstrekt kansloos zullen zijn. Het is jammer om te constateren dat men na zoveel jaar nog steeds niet wil toegeven dat er meer aan de hand was dan ‘verkokering’, ‘bureaucratie’ en ‘gescheiden financiële stromen’ die een betere jeugdhulp in de weg stonden. Het was en is nog altijd de verrotte jeugdzorgcultuur -in het vrijwillige en in het gedwongen kader- die de hele machine peperduur, ineffectief en om moedeloos van te worden maakt. Anders doorverwijzen zal daar echt niets aan veranderen.   

Sven Snijer     


(1)Art2.6, 1e lid, onder g, Jeugdwet directe verwijzingsmogelijkheid door huisarts/specialist/jeugdarts https://vng.nl//files/vng/201502_factsheet_besluit_na_huisarts.pdf


(3)Indicatie en verwijzing

(4)Eigen Kracht als probleemgeneralisatie




(8) ‘De dreigende beleidsklucht van de transitie jeugdzorg’